Het Openbaar Ministerie zegt volledig te zijn verrast door de publicatie van het boek Judas van Astrid Holleeder. 'Het was een complete, onaangename verrassing voor ons.'
Aanklager Lars Stempher zei dat vanmiddag tijdens de negende pro-formazitting van de zaak tegen Holleeder. 'Als wij op de hoogte waren geweest, hadden we hooguit kunnen zeggen dat we publicatie onwenselijk achtten. Wij betreuren excessieve media-aandacht die wederom is ontstaan na verschijnen van het boek Judas.'
Lees ook: Astrid Holleeder: 'Voor liquidaties maakte Willem pistoolgebaar'
Het OM zit met de onverwachte mediahausse in de maag maar zegt niet bang te zijn voor beïnvloeding van de rechtbank. 'Zij is als een geen ander in staat het oordeel te baseren op het strafdossier.Het boek is een testament van de persoon Astrid Holleeder, geen verklaring van de getuige Astrid Holleeder.'
Bovendien heeft Holleeder de aandacht ook grotendeels aan zichzelf te denken, vindt het OM. Holleeder omarmde na zijn vrijlating in 2012 zijn nieuwe imago van knuffelcrimineel. 'Als je zó de aandacht op jezelf vestigt en je wordt aangehouden, dan is het niet meer dan logisch dat die media er aandacht aan besteden.'
Reactie Holleeder
Tijdens de pro-formazitting vanmiddag gaf Holleeder zelf ook voor het eerst publiekelijk een reactie op het boek van: 'Als ik op tv en radio zie wat er over me wordt gezegd in het boek Judas, dan begrijp ik alle negatieve reacties. Als het niet over mij zou gaan, dan zou ik zelf ook geschokt zijn. Maar het is het verhaal van Astrid. En dat klopt niet.
Volgens Holleeder wil zijn zus Astrid met haar boek de beeldvorming beïnvloeden, zonder lastige vragen te beantwoorden. 'Maar nu ze alles heeft opgeschreven, moet ze ook zo flink zijn onze vragen te beantwoorden.'
Holleeder vroeg zich af of zijn zus de waarheid nog kan vertellen. Volgens hem is 'zij te veel verstrikt geraakt in alle leugens die ze heeft verkondigd.' Volgens Holleeder heeft hij zijn familie nooit geterroriseerd. 'Integendeel. Ze hebben altijd mee geprofiteerd van het geld dat ik heb verdiend. Natuurlijk, ik schreeuw en dreig als ik kwaad ben. Dat is niet goed. Maar dat doen we allemaal, zo zijn we opgegroeid. Het wordt tijd dat ze alle vragen eerlijk gaan beantwoorden.'