Hoeveel verdient de gemeente aan .amsterdam-domeinen?

Sinds kort kunnen geïnteresseerden een webadres, zoals AT5.amsterdam registreren. Maar voor sommige unieke adressen worden duizenden euro's gevraagd door het bedrijf dat de uitgifte regelt. Onduidelijk is wat de gemeente hier aan overhoudt.

'Relatief duur'
Een eenvoudige domeinnaam, zoals AT5.amsterdam, gaat voor iets minder dan vijf tientjes over de digitale toonbank. Ook al best wat geld, vindt tech-journalist Joost Schellevis van Tweakers.net. 'Een .nl-domein heb je al voor vijf, zes euro per jaar. Dus ja, het is relatief veel geld'.

Bieden
Op populaire domeinen, zoals hotel.amsterdam, moet echter worden geboden. 'Dit soort domeinnamen vertegenwoordigt nou eenmaal een hogere marktwaarde', verklaart Paul Molenaar van dotAmsterdam BV, het bedrijf dat de verkoop van de domeinnamen regelt. In ruil voor een vergoeding van 75.000 euro én een omzetpercentage aan de gemeente, mag dotAmsterdam de domeinnamen verkopen. Maar hoeveel de gemeente overhoudt aan de verkoop van dure adressen is niet bekend. Het omzetpercentage is namelijk geheim. 

'Er is niks mis mee dat er voor populaire domeinnamen meer geld wordt gevraagd', stelt PvdD-voorman Johnas van Lammeren. 'De vraag is alleen of een ondernemer hier rijk van wordt, of dat de gemeente er wat aan verdient'.

Geheim
De gemeente wil niet laten weten welk percentage per verkocht domein er aan de stad wordt afgedragen. En ook dotAmsterdam houdt de kaken stijf op elkaar. 'Er zijn nou eenmaal afspraken over gemaakt', stelt Molenaar. 'Dit moet helaas geheim blijven'.

Van Lammeren is niettemin voornemens om er toch precies achter te komen wat de gemeente aan de .amsterdam-domeinen overhoudt. 'Wij kunnen dit, als gemeenteraadspartij, te zien krijgen. Ik wil gewoon exact weten hoe deze deal in elkaar zit'.

AT5 heeft inmiddels een beroep gedaan op de wet openbaarheid bestuur om het percentage boven tafel te krijgen.

Partij voor de Dieren heeft al raadsvragen gesteld, ook SP wil meer weten over de handel in .amsterdam domein.

— Vincent van Rijn (@Vincent_AT5) 12 augustus 2015