Start van hoofdcontent

Stad

nl

Oud-forensisch rechercheur: 'Ik ben een gevluchte Amsterdammer'

13 juli 2019, 21.12 uur · Aangepast 13 juli 2019, 22.04 uur

De werkdruk bij de Forensische Opsporing van de politie in de stad is al jaren zeer hoog. Dat vertelt oud-forensisch rechercheur John Pel, die tussen 1991 en 2011 bij de Amsterdamse politie werkte.

Pel doet zijn verhaal deze week in de podcast Scherpschutters. 'Ik heb altijd gevonden dat de interval van het menselijk leed veel te hoog is geweest', zegt Pel, die jarenlang sporenonderzoek deed na bijvoorbeeld dodelijke schietpartijen of zelfmoorden. 'Je hebt altijd pieken. Maar dan is het wel fijn als je weer even een klein beetje kunt herstellen.'

Weekenddienst
In zijn team was daar nauwelijks sprake van. 'In Amsterdam was het vroeger zo, dat als je weekenddienst had van vrijdag tot maandagochtend, en je geeneen dode had gehad, dan moest je op de maandag maar meteen een Staatslot kopen. Want dan was de kans dat je de Staatsloterij zou winnen heel groot. Er waren altijd minimaal een, twee of drie doden.'

Daarbij werd en wordt er volgens Pel binnen de politie ook veel van de specialisten van de Forensische Opsporing verwacht. 'Er is een hoge werkdruk, iedereen schreeuwt om je proces-verbaal. Het is altijd kommer en kwel geweest. En dat is het nu, heden ten dage, nog steeds.'

Stiller en stiller
Bij Pel werd uiteindelijk een posttraumatische-stressstoornis (PTSS) vastgesteld. 'Ik ben een gevluchte Amsterdammer', vertelt hij. 'Ik loop er niet meer, want ik word ziek. Ik heb leren omgaan met mijn PTSS. Maar het wordt teveel als ik in Amsterdam rij met mijn autootje. Ik woon in Zandvoort. Dan denk je, lekker een dagje Amsterdam, familie bezoeken. Hapje eten, gezellig. Maar aan het einde van de dag word ik steeds stiller en stiller.'

Dat komt door de herinneringen aan zaken die hij moest onderzoeken. 'Het zijn niet alleen de huizen. Want ze hebben allemaal ook op het wegdek gelegen. Het rare bij PTSS is, als ik erover spreek dan ik het redelijk managen. Maar als ik ermee geconfronteerd wordt, dan gaan de luikjes open. Dat is poing, poing poing. Je wil er niet aan denken, je wil het niet terughalen, maar het gebeurt gewoon.'