Start van hoofdcontent

Stad

nl

Armoede daalt, maar minima komen er moeilijker uit

22 november 2019, 13.00 uur · Aangepast 22 november 2019, 13.31 uur
Door Redactie · Foto: Flickr.com

De daling van het aantal huishoudens in de stad dat een inkomen heeft onder de armoedegrens zet door. Daar staat tegenover dat minimahuishoudens langduriger arm zijn. Dat tweeledige beeld komt naar voren uit de Armoedemonitor 2018 van de stad.

In Amsterdam leef je in armoede als je het met minder dan 120 procent van het wettelijk sociaal minimum moet doen en geen of weinig vet op de botten hebt in de vorm van spaargeld of een huis. Dat komt voor een alleenstaande bijvoorbeeld neer op 1190 euro per maand, voor iemand die getrouwd is of samenwoont ligt de grens op 1700 euro. 

Uit de monitor blijkt dat in 2017 (de meest recente cijfers) nog 69.590 huishoudens over zo'n laag inkomen beschikte. Dat is een kleine daling, van een half procent, ten opzichte van het jaar ervoor, maar wel een zich doorzettende dalende trend. Een paar jaar geleden waren nog bijna 74.000 Amsterdamse huishoudens arm.

Mede daardoor groeien er ook minder kinderen in armoede op. In 2011 gold dat in Amsterdam nog bijna voor een kwart van de kinderen, in 2017 groeien 2 op de 10 Amsterdamse kinderen op in minimagezinnen.

Complexiteit van armoede’

'De complexiteit en de problematiek van armoede laat zich maar moeilijk vatten in cijfers', reageert hoogleraar Urban Sociology aan de UvA, Jan Rath. Hij zoekt de daling vooral in de economische voorspoed: ‘Maar misschien hebben veel minima de stad al wel verlaten omdat hun huis onbetaalbaar is geworden. Dan tellen ze ook niet meer mee in de cijfers.’

Volgens de monitor is het vooral de afnemende instroom van minima die de daling verklaart. Het aantal Amsterdammers dat zich aan de armoede weet te ontworstelen laat daarentegen te wensen over; sinds 2015 daalt het aantal ‘uitstromers’ namelijk.

Toch schrijft Armoede-wethouder Marjolein Moorman (PvdA) aan de gemeenteraad dat de minima niet alleen lijken te profiteren van de hoogconjuntuur, ‘maar ook van de inspanningen van de gemeente op uitstroom naar werk’.

Quote

‘Leuk dat je mensen een Stadspas geeft of een gratis buskaartje, maar uiteindelijk is dat pappen en nathouden’

Jan Rath, hoogleraar urban sociology

Langdurige armoede

Vriend en vijand zijn het erover eens dat werk de meest duurzame manier is om uit de probleemzone te komen voor de 17 procent minimahuishoudens in de stad. Wat dat betreft zijn er dus ook zorgen: 65 procent van het aantal minima leeft al drie jaar of langer in armoede.

Hoogleraar Rath: ‘Leuk dat je mensen een Stadspas geeft of een gratis buskaartje, maar uiteindelijk is dat pappen en nathouden.’

De stadssocioloog vindt dat de groep die nu nog aan de kant staat echt aan de hand moet worden genomen, want: ‘Als je nu nog niet aan de bak bent, mis je basale competenties.’ De overheid zou in dat werk en de intensieve begeleiding moeten voorzien.

Dat is op zich koren op de molen van dit college, maar ook van het vorige college waarin toenmalig wethouder Vliegenthart (SP) al ‘de participatiebanen’ introduceerde. De kritiek van rechts was toen dat dat veel kostte, maar weinig opleverde.

Wethouders Groot Wassink (Sociale Zaken) en Moorman (Armoede) zetten deze koers ongetwijfeld voort. 100 miljoen euro per jaar heeft Moorman klaar liggen om armoede en schulden te bestrijden in de stad.

Zachte landing

Moorman wil met dat geld ook ‘een zachte landing’ voor Amsterdammers die er toch in slagen boven de armoedegrens uit te komen. Minimavoorzieningen zoals de Stadspas of een toeslag, zouden zo nog enige tijd kunnen worden verlengd.

De wethouder maakt zich namelijk zorgen over de langdurige minima in de stad: ’Juist de groep die langdurig onder de armoedegrens leeft heeft vaak te maken met laaggeletterdheid, een laag opleidingsniveau, werkloosheid, weinig werkervaring, schulden, een slechte gezondheid en eenzaamheid.’

Vanavond is wethouder Moorman te gast in Park Politiek, onder andere over de groeiende kloof tussen arm en rijk in de stad.