Start van hoofdcontent

Stad

nl

'Om besmetting infectieziekten te voorkomen moet vaccinatiegraad omhoog'

23 december 2019, 19.53 uur · Aangepast 24 december 2019, 10.15 uur · Door Redactie

Het aantal kinderen dat in Amsterdam door vaccinaties wordt beschermd tegen infectieziekten is lager dan het landelijke gemiddelde. Om het aantal besmettingen van ziektes zoals de bof, rode hond of mazelen te voorkomen, moet de vaccinatiegraad van kinderen in de stad omhoog. 

Dat schrijft zorgwethouder Simone Kukenheim in een brief aan de commissie Zorg. Het RIVM meldt in het jaarverslag van 2018 dat er landelijk een eind is gekomen aan de daling van het aantal kinderen dat wordt ingeënt tegen infectiezieken, maar voor Amsterdam is dit niet het geval. 

Aantal inentingen

Het streven is dat 90 procent van alle kinderen is ingeënt, maar in Amsterdam liggen de cijfers voor een aantal van de inentingen zo'n één á twee procent onder dit streven. Bij inentingen tegen difterie, tetanus en polio (DTP) ligt het percentage zelfs een stuk lager, want maar 79,9 procent van de Amsterdamse kinderen is hiertegen gevaccineerd. Voor de bof, mazelen en rode hond (BMR) ligt het percentage op 80,1 procent. Landelijk liggen de percentages inentingen tegen DTP en BMR op zo'n 85,5 procent.

De cijfers hebben betrekking op kinderen die alle inentingen exact volgens het tijdschema van het Rijksvaccinatieprogramma hebben gehad. Kinderen die om andere redenen de inenting op een andere dag hebben gehad, tellen niet mee. Dit betekent dat het percentage dus eigenlijk iets hoger ligt, omdat deze kinderen wel zijn beschermd tegen infectieziekten.

Vaccinatiegraad in Amsterdam 2018

Vaccinatiegraden in Amsterdam 2011-2018

'Toenemende risico's voor volksgezondheid'

Wethouder Kukenheim schrijft verder in de brief dat als de daling doorzet, dit 'toenemende risico's oplevert voor de volksgezondheid. Het is en blijft dus zeer belangrijk om de vaccinatiegraad te monitoren en omhoog te krijgen.'

Om die reden presenteert de wethouder een aantal acties waaronder het inzetten op extra informatievoorziening over inentingen op jeugdinstellingen en scholen, actief ouders benaderen van niet-ingeënte kinderen en activiteiten organiseren rond groepsvaccinaties.

Ook wordt er doorgegaan met het actief inzetten van social media en wil de gemeente sleutelfiguren inzetten om moeilijk bereikbare groepen toch te kunnen informeren. Ook wordt er een pilot uitgevoerd op scholen (voor voortgezet of speciaal onderwijs) om op locatie te vaccineren. 

Naast het bovenstaande wordt er ook nog een programma gestart waarbij wordt gemonitord wie zich niet laat inenten en wat daar een oorzaak van kan zijn. Inentingen die het minst worden gehaald zijn die voor de bof, mazelen en rode hond (dit is één inenting), voor humaan-papillomavirus (kan baarmoederhalskanker veroorzaken) en voor meningokokken.