De 39-jarige Amsterdammer die op 4 mei de dodenherdenking op de Dam verstoorde, zegt dat hij onschuldig is. Het AD sprak met hem.
De man, die zichzelf Adam noemt, kwam afgelopen donderdag op vrije voeten, nadat hij sinds de bewuste avond in voorarrest had gezeten. Vanaf zijn vaste plek, een bankje op het Spui, zegt hij geen spijt te hebben van zijn schreeuw. "Ik denk niet dat ik me realiseerde dat het dodenherdenking was. Ik ging van de ene naar de andere kroeg en ik vond dat die mensen daar maar stonden te suffen."
Volgens Adam is op tv-beelden duidelijk te zien dat de paniek niet ontstond door zijn schreeuw, maar pas nadat een meisje begon te gillen. Hij betreurt wel "wat die mensen op de Dam elkaar hebben aangedaan." Die boodschap bracht zijn advocaat eerder ook al naar buiten.
Adam maakt volgens het AD bij vlagen een zeer verwarde indruk. Zo houdt hij onnavolgbare verhalen over ripdeals en het koningshuis. Inmiddels ziet hij er overigens niet meer uit als een orthodoxe jood. Hij heeft zijn baard afgeschoren en zijn haar gemillimeterd.
Adam moet later dit jaar nog voorkomen voor zijn daad. Justitie verdenkt hem van verstoring van de openbare orde en het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel.