Start van hoofdcontent

Stad

nl

Vrankrijk: geen poging tot doodslag

13 april 2011, 10.06 uur · Aangepast 13 april 2011, 13.12 uur

De twee mannen die in 2008 betrokken waren bij een vechtpartij bij krakersbolwerk Vrankrijk, waarbij een man zwaargewond raakte, hebben volgens het Gerechtshof geen poging tot doodslag gedaan.

Wel zijn beide verdachten veroordeeld voor het medeplegen van poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade van het slachtoffer.

Op 13 september 2008 was een conflict ontstaan bij café Vrankrijk tussen de twee latere slachtoffers H. en Z. Zij mochten het café niet in omdat Z. een hond bij zich had. Beide verdachten waren onder invloed van alcohol. Toen zij niet weg wilden gaan en voor veel onrust zorgden, zijn beide verdachten gewapend met houten knuppels naar buiten gaan. H. is door de verdachte C.J. L meermalen met een knuppel tegen het lichaam geslagen. Het hof rekent dat ook de verdachte J.J. G. aan omdat gezamenlijk besproken is dat en hoe er zou worden geslagen.

Nadat een ander de knuppels had weggepakt zijn de gemoederen bedaard. Het slachtoffer Z. heeft zich vervolgens agressief gedragen en is of leek in de aanval te gaan. De verdachte J.J. G. heeft het slachtoffer Z. toen een elleboogstoot ter afweer tegen het hoofd gegeven. Z. is steil achterover met zijn hoofd op straat gevallen. Daardoor heeft hij zeer ernstig letsel opgelopen waaronder een schedelbasisfractuur. Het Openbaar Ministerie vond dit handelen poging tot doodslag. Het hof denkt daar anders over. Volgens het hof was er nadat de gemoederen waren bedaard, geen sprake meer van een vooropgezet plan om het slachtoffer potentieel dodelijk letsel toe te brengen aan zijn hoofd. Het hof vindt de stoot tegen het hoofd van het zeer dronken slachtoffer zware mishandeling. Omdat er nu geen sprake was van een vooropgezet plan, wordt C.J. L. vrijgesproken van dit feit.

Anders dan de rechtbank en het Openbaar Ministerie vindt het hof dat de verdachte J.J. G. zich op dat moment mocht verdedigen tegen de dreigende aanval van Z. Dat betekent dat de verdachte zich mag beroepen op noodweer en wordt ontslagen van rechtsvervolging. Het slachtoffer krijgt daarom ook geen schadevergoeding.

Aan beide verdachten wordt een straf opgelegd van vier maanden gevangenisstraf voor de poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade.