Minister Lodewijk Asscher van Sociale Zaken is geschokt over de uitkomsten van een nieuw onderzoek naar antisemitisme in Nederland. In een brief aan de Tweede Kamer noemt Asscher de kwestie 'zeer ernstig'.
Uit onderzoek van het Verwey Jonker instituut blijkt dat 12 procent van de islamitische jongeren niet positief denkt over Joden in Nederland, tegenover 2 procent van christelijke of niet gelovige jongeren. Volgens het instituut komt dat met name door ontwikkelingen in het Midden-Oosten. Zo volgen islamitische jongeren het conflict tussen Israël en de Palestijnen op de voet en voelen zij daar vaker boosheid over. 'Die boosheid leidt ook tot meer begrip voor fysiek en verbaal geweld tegen Joden in Nederland', schrijft Asscher aan de Kamer. 'Ik vind het onacceptabel dat - in de context van het conflict tussen Israël en de Palestijnse gebieden - bij sommige jongeren begrip is voor acties tegen Joodse mensen in Nederland, zoals bijvoorbeeld slaan en schoppen', zegt de minister.
Voetbal en antisemitisme
Een andere trigger voor antisemitisme is volgens het onderzoek het gebruik van van de term 'Jood' als voetbalgerelateerd scheldwoord. Asscher schrijft dat hij het 'onwenselijk' vindt dat het woord Jood zo achteloos gebruikt wordt in de voetbalstadions. Hij geeft aan inmiddels met Joods organisaties en de KNVB om tafel te zitten.
Lees ook: Minutenlang antisemitische spreekkoren Utrecht fans
Asscher spreekt ook zijn zorgen uit over de hoge mate van vooroordelen tussen jongeren onderling. Een meerjarige voorlichtingscampagne moet ervoor zorgen dat die vooroordelen aangepakt worden. 'De manier waarop jongeren afgaan op vooroordelen en elkaar niet als individu benaderen, staat een samenleving waarin iedereen in veiligheid zichzelf mag zijn in de weg', zo schrijft hij in de brief.
Vervolgonderzoek
Naast het aanpakken van vooroordelen wil Asscher ook dat het probleem van antisemitisme bespreekbaar gemaakt wordt in de Turkse gemeenschap en dat er gekeken wordt naar de rol van social media. De minister wil een vervolgonderzoek naar antisemitisme en de rol van het Midden-Oosten conflict afwachten, voordat hij een volledige beleidsreactie geeft.