De actiegroep 'Geen 4 mei voor mij' wilde tijdens de twee minuten durende stilte op de Dam herrie gaan maken om zo de herdenking te verstoren. Toen het protest in eerste instantie verboden werd wilde de organisatie voorafgaand aan de stilte een luchtalarm laten afgaan, maar ook dat mocht niet van toenmalig burgemeester Jozias van Aartsen. De kopman van de protestbeweging kreeg een gebiedsverbod opgelegd.

De dag voor de Dodenherdenking besloot een bestuursrechter dat dat verbod terecht was. Organisator Rogier Meijerink gaf aan alsnog door te willen gaan met dat protest, maar dat gebeurde uiteindelijk niet. In onderstaande video is de reactie van Meijerink terug te zien.

De actiegroep besloot uiteindelijk hoger beroep aan te tekenen tegen de uitspraak van de bestuursrechter. Maar vandaag besloot de RvS dat de rechter eerder juist geoordeeld heeft. Het lawaaiprotest zou een dermate dwingende vorm gekregen hebben voor alle aanwezigen op de Dam, waardoor de 'gemeenschappelijke meningsvorming' op de achtergrond zou komen te staan. Het recht tot betoging zoals dat in de grondwet staat, was daarmee niet van toepassing op deze lawaaidemonstratie.

'De voorgenomen actie zou de Nationale Herdenking, die zich bij uitstek richt op het in serene rust en eerbiedwaardige stilte herdenken van oorlogsslachtoffers, op dermate wijze overheersen dat dit de mensen, die ervoor kiezen gezamenlijk gebruik te maken van hun vrijheid van meningsuiting door de Nationale Herdenking op de Dam mee te maken of te volgen, feitelijk belet deel te nemen aan de herdenking', zo oordeelt de RvS.

Vrees voor ongeregeldheden

Burgemeester Van Aartsen vreesde dat de lawaaidemonstratie mogelijk zou leiden tot ongeregeldheden en het verstoren van de openbare orde. Volgens de RvS heeft de actiegroep niet aangetoond dat die vrees onterecht was.