Start van hoofdcontent

Stad

nl

Stad van de Toekomst deel 5: meertaligheid wordt de norm

16 mei 2021, 12.00 uur · Door Redactie

Sorry, I don’t speak Netherlands.” Het is een antwoord waar zowel Brusselaars als Amsterdammers al lang niet meer van opkijken. Overleeft het Nederlands in onze hoofdsteden? Wat met de vele tientallen andere thuistalen? En welk cement hebben stadsbewoners nog nodig behalve taal? “Als je er een strijd tussen Nederlands en Engels van maakt, wint die laatste.”

In de serie De Stad van de Toekomst onderzoeken journalisten uit Brussel en Amsterdam hoe de steden er over twintig jaar uitzien op vijf belangrijke thema's, en wat ze van elkaar kunnen leren. Margot Otten (BRUZZ) en Menko Arends (AT5) maakten er een videoreeks van. De artikelen zijn van de hand van Kris Hendrickx (BRUZZ). Vandaag de laatste aflevering over de ontwikkeling van taal.

“Un eurro, un eurro, allez madame!” We bevinden ons op een van de grootste markten van België, de Brusselse Zuidmarkt aan het gelijknamige station. Terwijl de markt naar zijn einde loopt, gaat een verkoper op een verhoog staan om de resterende appelsienen aan te prijzen. Hij doet dat met een rollende ‘r’, die een andere moedertaal dan het Frans verraadt. Tussen zijn salvo’s door geeft de verkoper aanwijzingen aan zijn collega in wat weleens Marokkaans Arabisch of Berbers zou kunnen zijn.

We luistervinken even tussen de langslopende klanten. Die blijken te converseren in het Engels, Frans, Roemeens, Nederlands en ook een taal waar we niet meteen een touw kunnen aan vastknopen. Grieks? Het zou best kunnen, de stationswijk was ooit het kloppende hart van de Griekse gemeenschap. Twee tienermeisjes die even stil blijven staan twijfelen. “Qu’est-ce que tu dis? C’est quand même goedkoop. Ik pak drie kilo.”

Bovenstaand tafereel speelde zich niet exact af als beschreven, maar is een assemblage van indrukken van de voorbije jaren op een markt in onze spreekwoordelijke achtertuin. Uitzonderlijk is de situatie niet. Iedereen die zich geregeld door Brussel beweegt, kent het gevoel wel van door een zee van talen te zwemmen, waarbij de ene taal al eens in de andere overvloeit.

De Belgische hoofdstad groeide de voorbije dertig jaar dan ook uit tot een van de meest diverse steden ter wereld, waar liefst 74 procent van de bevolking een migratieachtergrond heeft (*). De belangrijkste redenen voor die ongeziene diversiteit? De aanwezigheid van de Europese Unie en de opeenvolgende golven van arbeids- en volgmigratie. De talenweelde is een logische uitloper van die internationale bewegingen in een stad die ooit Nederlandstalig (of Brabantstalig) was en vervolgens verfranste.

Van Slecht naar barslecht

Een goeie tweehonderd kilometer noordelijker ligt nog een stad die al eeuwen een kruispunt van talen en nationaliteiten is, al van toen Brussel nog een ingedommeld provincienest was. Ook Amsterdam werd de laatste decennia snel internationaler, al komt het met 56 procent inwoners van buitenlandse afkomst nog niet in de buurt van Brussel. Wie als Nederlandstalige Belg naar de grachtenstad trekt, merkt tegenwoordig vooral hoe het Engels er oprukt. Horeca- of winkelpersoneel dat geen Nederlands kent? Zeker in het centrum is het geen uitzondering. En Amsterdammers die bij het horen van een Vlaams accent naar het Engels overschakelen? Check. Maar daarover straks meer.

Terug naar Brussel. Zal het Nederlands eigenlijk wel overleven in de taallawine die bij die diversiteit hoort? De jongste taalbarometer geeft geen eenduidig antwoord op die vraag: de kennis van de taal van Boon en Brouwers blijft afnemen. Ook het Frans boert trouwens licht achteruit, terwijl het Engels langzaam terrein wint. Tegelijk geven steeds meer mensen aan dat ze het Nederlands gebruiken, meestal in combinatie met andere talen. De kenniskrimp heeft verschillende redenen: de omvangrijke migratiebewegingen naar Brussel brengen vooral mensen die de taal niet machtig zijn. En wellicht nog belangrijker: het niveau van het Nederlands in het Franstalige Brusselse onderwijs zakte van slecht naar barslecht. Nog geen tien procent van de leerlingen zegt na een schoolcarrière met vele jaren Nederlands dat ze de taal goed beheersen.

Toch is er wel degelijk een toekomst voor het Nederlands in Brussel, denkt Rudi Janssens, de auteur van de taalbarometer. “Het zal wel in combinatie met andere talen zijn. De traditionele Vlaming die thuis alleen Nederlands spreekt verdwijnt langzaam, terwijl we vaker zien dat Nederlands thuis wordt gesproken mét een andere taal. Het maakt het meteen ook steeds moeilijker om af te bakenen wie nu precies de Vlamingen in Brussel zijn.”

Janssens ziet drie omgevingen waarin het Nederlands wel degelijk standhoudt en soms zelfs groeit: “Je hebt jonge Vlamingen die naar Brussel trekken en heel positief staan tegenover de diversiteit en meertaligheid van de stad. Dan is er een groep voor wie het niet de moedertaal is, maar die de taal wel als omgangstaal gebruikt in de vriendenkring. Vaak zijn dat leerlingen uit het groeiende Nederlandstalig onderwijs (bijna een vijfde van alle leerlingen in Brussel loopt school in het Nederlands, red.). En ten slotte blijft Nederlands gewoon erg belangrijk op de arbeidsmarkt. Vroeger heette het vooral dat hooggeschoolden de taal moesten spreken, maar we zien dat het belang ook toeneemt bij jobs voor lager geschoolden.”

De opmars van het Engels

De Borneostraat in Amsterdam, midden in de Indische buurt, ten oosten van het centrum. Een wandeling langs de etalages levert vooral Engelstalige opschriften op, van Java bookshop over Welcome, we’re open bij de coffeecompany tot een kwinkslag die moet aanzetten tot het eten van gebak: Skinny people are easier to kidnap. Stay safe, eat cake lezen we bij Café Chantilly.

De situatie in het straatbeeld weerspiegelt zich ook in het Nederlandse onderwijslandschap. Liefst 80 procent van de masteropleidingen zijn er ondertussen in het Engels, tegenover 25 procent in Vlaanderen. Het is een manier om buitenlandse studenten aan te trekken, maar de formule is ook onder Nederlanders erg in trek. “Als een universiteit in Leiden plots een Engelstalige opleiding aanbood, zag je dat studenten die in Amsterdam dezelfde richting in het Nederlands volgden snel verhuisden, waardoor Amsterdam zich verplicht voelde om dat ook te gaan doen,” legt taalexpert Marc Van Oostendorp (Meertens Instituut) uit.

De linguïst bekijkt de evolutie met gemengde gevoelens. “Het gaat erg snel en is niet altijd even goed georganiseerd. We moeten er met name over waken dat die studenten zich ook in het Nederlands kunnen uitdrukken over hun vakgebied.”

De dominante positie van het Engels in het hoger onderwijs heeft wel meer gevolgen. Zo loopt het aantal studenten Nederlands terug omdat die studierichting door de verengelsing aan aanzien heeft ingeboet. En de trend heeft ook het ontstaan van een Nederlandse variante van het Engels – vaak Dunglish genoemd – versterkt.

Misschien gaat Amsterdam – en bij uitbreiding de rest van het land – dan wel vrijwillig in de richting van de afschaffing van het Nederlands? De experts die we spreken denken het niet, al durven ze er hun hand niet voor in het vuur te steken. “Volgens mij blijven we Nederlands spreken, tenminste zolang we er geen strijd van maken tussen Engels en Nederlands,” denkt Van Oostendorp. Want in die strijd heeft het Engels veel troeven: de taal is internationaler en je kan er meer mee. Maar naast elkaar kunnen ze prima.”

De toekomst is meertalig, we horen het verschillende keren in zowel Brussel als Amsterdam. En dat Engels vandaag nog niet meteen Nederlands zal verdringen, merkt Van Oostendorp aan kleine dingen. “Als je vandaag in het buitenland Engels spreekt met iemand die later ook Nederlandstalig blijkt te zijn, komt nog steeds een soort schaamtegevoel op. Zolang dat zo is, is Nederlands niet in gevaar.”

Taal negeren is identiteit negeren

De toekomst van het Nederlands is één zaak. Maar hoe moeten we nu omgaan met de tientallen andere thuistalen in onze steeds diversere hoofdsteden? Tot op vandaag worden die vaak argwanend bekeken. “Je hoort nog steeds dat sommige scholen verbieden dat twee broers bijvoorbeeld Hongaars spreken op de speelplaats,” zegt Rudi Janssens. En zowel in Nederland als in Vlaanderen besloot de politiek ook niet zo lang geleden om een einde te maken aan onderwijs in eigen taal in cultuur.

Die argwaan is vooral politiek geïnspireerd – ‘buitenlanders moeten integreren’ – en niet wetenschappelijk. Want alle beschikbare studies tonen vooral hoe belangrijk het is dat kinderen al heel vroeg in contact komen met een rijke taalomgeving, die best de moedertaal van de ouders is. “Op die manier leer je al de concepten, waar je later alleen maar het Nederlandse labeltje moet op plakken,” zegt Folkert Kuiken, expert meertaligheid aan de universiteit van Amsterdam. De professor wijst er verder op dat taal een belangrijk deel van onze identiteit uitmaakt. “Zoals de gerenommeerde linguïst Jim Cummins zegt: Als je op school de taal van kind negeert, dan negeer je eigenlijk dat hele kind.”

Van Oostendorp zit op dezelfde golflengte en kan zich danig opwinden over de politieke blindheid. “Ik las er nog maar net al die verkiezingsprogramma’s op na. Van uiterst-rechts tot uiterst-links benadrukken ze allemaal hoe belangrijk het is dat migranten Nederlands leren. Maar hoe je dat moet doen, daar hoor je niets over. Over de talenrijkdom van migranten die daarbij kan helpen? Niets!”

De talenexpert vindt dat de Nederlandse en Europese ambities over meertaligheid dan ook gerust wat hoger mogen. “Talen zomaar opleggen werkt niet. Kijk naar het Oostblok, daar spraken leerlingen na twaalf jaar Russisch nog steeds geen woord van die taal. Het is belangrijk dat je mensen een taal laat voelen.” Van Oostendorp wijst op de aanpak van Noorwegen. “Zodra één ouder thuis een bepaalde taal spreekt , moeten scholen ook onderwijs in die taal aanbieden. We moeten kinderen net trots maken op hun talenrijkdom, en vermijden dat ze zich schamen over een gebrekkig Nederlands. Amsterdam is als stad net groot geworden met een schat aan talen.”

Meertalige scholen only

In Brussel lijkt ondertussen een bocht ingezet, waarbij meertaligheid steeds meer een echt beleidsdoel wordt. Met Sven Gatz (Open VLD) is er vandaag voor het eerst een minister van Meertaligheid. We ontmoeten hem aan de begraafplaats van Elsene, voor een gedicht in de vier meest gesproken talen in de wijk (waaronder Vietnamees), dat over tientallen meters de kerkhofmuur omzoomt. “Mijn droom is dat we over twintig jaar enkel nog meertalige scholen hebben, waar de vele Brusselse thuistalen worden gebruikt om tot die meertaligheid te komen,” legt Gatz uit. “Negentig procent van de ouders is vandaag al gewonnen voor meertalig onderwijs. Verschillende talen spreken is cruciaal voor kansen op de arbeidsmarkt, maar ook als cement in een stad met zoveel culturen.”

Meertalige scholen, ze zitten er nog niet meteen aan te komen, toch niet aan Nederlandstalige kant, waar onderwijs in verschillende talen nog steeds wettelijk verboden is. Aan Franstalige zijde mag immersieonderwijs, waarbij een groot deel van de vakken in het Nederlands (of Engels) worden gegeven vandaag wel al. De formule slaat er vooral in Wallonië en ook steeds vaker in Brussel aan.

Gatz mag dan minister van Meertaligheid zijn, hij beseft ook dat zijn bevoegdheden ter zake erg beperkt zijn. “Ik heb niet de echte hefbomen, maar wil wel een beweging in gang zetten die moeilijk terug te draaien is. Hoe? Door de uitwisseling van leerkrachten bijvoorbeeld te stimuleren.”

Meertaligheid kan de lijm zijn die een steeds diversere stad samenhoudt, daar zijn de experts met wie we spreken het over eens. Maar volstaat talenkennis wel? Folkert Kuiken hamert ook op het belang van kansengelijkheid. “En taal speelt daar opnieuw in mee. Wie niet taalvaardig is, gaat bijna automatisch door naar een lagere vorm van voortgezet onderwijs.”

Hoe hard talenkennis en kansarmoede gelinkt zijn, ziet ook Sven Moens, directeur van basisschool het Paviljoen in Schaarbeek dagelijks. “Veel kinderen in kansarme gezinnen groeien ook op in taalarme omgevingen, met een grote flatscreen en te weinig creatieve bezigheden. Daarom is het zo belangrijk dat we jonge ouders al heel snel aanspreken en een rijke taal stimuleren. Alleen al vroeg genoeg naar de crèche gaan maakt een enorm verschil.”

We knikken en moeten onwillekeurig terugdenken aan een reportage die we ooit maakten in het vierde leerjaar van een Brusselse Nederlandstalige school. Geen enkele leerling in de klas sprak thuis Nederlands, maar de meeste volgden wel al een schoolloopbaan les in de taal. Die kinderen uit gezinnen met een migratieachtergrond raakten amper uit hun woorden. De ster van het klasgesprek? Een Ethiopisch meisje, dat samen met haar diplomatenouders welgeteld zes maanden in België was.

Taaltolerantie

Sven Gatz van zijn kant geeft een andere invulling aan sociale lijm. Hij hoopt vooral op meer ontmoetingsplaatsen waar een taalgemengd publiek terechtkan. “De Brusselse Beursschouwburg is vandaag al zo’n plek, waar vooral jonge mensen elkaar in allerlei talen ontmoeten. Zulke plekken zou je nog meer moeten creëren, bijvoorbeeld in sportclubs die nu vaak eentalig zijn. We zien trouwens dat heel wat van die clubs net subsidies aanvragen rond meertaligheid.”

Als we Marc van Oostendorp de vraag over de sociale stadslijm serveren, komt hij toch opnieuw bij het thema taal terecht. “Taal is belangrijk als centraal ontmoetingspunt, maar we moeten wel opletten dat we niet té hoge eisen stellen aan mensen die nu eenmaal geen hoger niveau kunnen bereiken.”

De auteur illustreert zijn punt met een ommetje langs het Frans. “Mijn persoonlijke analyse is dat de Fransen zichzelf op dat vlak geweldig in de voet hebben geschoten op het wereldtoneel. Ze hebben een erg strenge taalcultuur, waarbij je na twintig foutloze zinnen geen compliment krijgt, maar wel de opmerking dat ze er niets van begrijpen omdat je een keer ‘le’ en ‘la’ heb verwisseld. Het succes van het Engels heeft natuurlijk vooral te maken met de economische kracht van de VS en de aantrekkingskracht van de popcultuur, maar ook wel met een liberalere taalcultuur. We moeten echt opletten dat we niet neerkijken op wie niet beter kan.”

(*) Een migratieachtergrond betekent dat die persoon zelf ooit een niet-Belgische nationaliteit had of minstens een ouder bij wie dat ooit het geval was heeft.

Dit programma wordt door AT5 gemaakt in samenwerking met Bruzz. De productie is tot stand gekomen met hulp van Journalismfund.eu.